In de eerste les ben je begonnen met een grote stap: de maatschappelijke context van je idee. Misschien had je toen nog geen zin om je daar mee bezig te houden. Het is veel leuker om je op de uitvoering van het idee zelf te storten toch? Maar juist voor die uitvoering is het nodig dat je ondersteuning krijgt van andere mensen en organisaties. Want voor elk project geldt: je kunt het niet alleen doen!
Jij kent een bepaalde situatie die je wilt verbeteren door middel van jouw project. Waarschijnlijk kennen meer mensen deze situatie en zouden zij hier ook graag verandering in zien. Een belangrijke stap is dat jij verbinding legt met die mensen en organisaties die er ook zo over denken. Daarmee creëer je draagvlak voor jouw project. Als je kan benoemen wie het nog meer belangrijk vindt dat jouw project er komt, groeit daarmee de reikwijdte van je project.
Maar hoe zoek je nu de mensen en organisaties op die het draagvlak voor jouw project kunnen vormen? Daarvoor ga je per onderdeel van je project kijken welk netwerk erbij hoort. Laten we het voorbeeld uit het filmpje stapsgewijs doornemen.
In het voorbeeldproject in het filmpje zijn twee duidelijke doelgroepen te onderscheiden: kinderen van een school en ouderen in een ouderenvoorziening. Het netwerk van de kinderen zijn de leraren en de ouders. Het netwerk van de ouderen zijn de ouderen zelf, de voorziening waar ze wonen/muziek maken en misschien ook de kinderen/mantelzorgers.
Als we een stap verder gaan, kijk je naar de locatie. Het samenbrengen van kinderen en ouderen valt onder sociale cohesie en leefbaarheid. Het dorp zelf en de gemeente waarin het dorp ligt, hebben daar belang bij. Het gaat bij dit voorbeeldproject over samen muziek maken. Dan is de bandleider op school en de koordirigent van senioren ook een onderdeel van het netwerk. De laatste stap is het optreden zelf. Het optreden vindt bijvoorbeeld plaats op het dorpsfestival. De organisatie daarvan hoort ook nog bij het netwerk.
Zo zie je dat je met een ‘eenvoudig’ idee al een netwerk hebt van 11 organisaties en groepen mensen. Je wilt graag dat ze zich allemaal betrokken voelen bij het project. Hoe ze kunnen bijdragen, zal verschillen. Ze zijn wel allemaal een ambassadeur van je project.
Je kan voor jezelf op een rijtje zetten wat je aan de verschillende organisaties en groepen mensen zou willen vragen om bij te dragen aan het project. Begin eerst met wat ze ‘in natura’ kunnen bijdragen, dus in goederen, locatie en/of actief meewerken. Dit moet zo dicht mogelijk bij het karakter van de organisatie liggen. Bijvoorbeeld, de organisatie van het festival kan meedoen met de PR voor het optreden. Daarna kijk je wat er nog overblijft aan benodigdheden en diensten die je moet inkopen en wat dat gaat kosten.
Rond de deelnemers van een project zijn meerdere netwerken te onderscheiden. Door hiermee contact te maken, creëer je het noodzakelijke draagvlak voor je idee. De bijdragen aan je project door de netwerken zullen verschillend zijn, maar allemaal waardevol!
Heb je vragen over deze les of wil je feedback op je uitwerking van de opdracht? Je mag de uitwerkingen van de opdrachten rechtstreeks sturen naar de docent via judith.baarsma@keunstwurk.nl. Vooraf aan de volgende les, krijg je hier persoonlijk feedback op.