Langzaam ontwaken we allemaal uit een lange, slaperige periode van thuis zijn. De vaccins worden in steeds sneller tempo toegediend, de terrassen zijn weer drukbezocht, de eerste voorstellingen, museumbezoeken en concerten zijn weer gepland en #nooitmeerlockdown is trending topic op sociale media. Ook in het onderwijs is de blik gericht op de versoepelingen, maar misschien nog wel meer op de vraag: hoe herstellen we de schade? Laten we daarbij de kunsteducatie vooral niet vergeten.
Hoewel de lessen al sinds maart van dit jaar weer gedeeltelijk doorgang vinden, was het de afgelopen maanden nog knap lastig – vanwege onder meer de anderhalve meter – om een les als vanouds te verzorgen. De laatste periode voor de zomervakantie die vandaag is begonnen, is vooral de afsluiting van een onrustige periode van halfslachtig onderwijs, die docenten en ander onderwijspersoneel graag achter zich laten. Nu de versoepelingen zich in hoog tempo uitbreiden, lijkt ook het normale schoolleven na de vakantie weer mogelijk. Eindelijk een moment om als docent eens ontspannen adem te kunnen halen. Maar het is vooral belangrijk dat de leerlingen weer de mogelijkheid krijgen om fulltime naar school te komen, hun klasgenoten weer intensief mee te maken en de leerachterstanden in te halen. En daar ligt precies het grootste gevaar.
Bijspijkeren, inhalen, opvullen, lijken na een jaar onderwijs voor spek en bonen, het voornaamste doel. Maar vergeten we niet dat er een hele generatie kinderen thuis zat, die naast de kernvakken ook nog andere dingenmisten? Hun klasgenoten bijvoorbeeld, maar ook: goed kunstonderwijs. Als we even denken aan minister Hugo de Jonge en zijn ondoordachte opmerking over het ‘dagje’ overslaan van kunst en cultuur, vermoed ik dat de huidige (demissionaire) regering dit niet als het belangrijkste gemis ziet van deze coronaperiode. Maar zonder kunstonderwijs gaat er een generatie opgroeien die essentiële elementen van haar ontwikkeling mist.
Want kunsteducatie is een bord spaghetti… of kan het in ieder geval zijn. Voor mij was het letterlijk een bord spaghetti, aan het einde van mijn middelbare schooltijd. Zeventien was ik, toen ik voor mijn examen kunst een bord spaghetti maakte. Niet met dampende pastaslierten, maar gemaakt van elektriciteitsdraad en rode verf als pastasaus. Het zelfgemaakte werk was aanleiding voor een gesprek in onze klas en ontstond na vele excursies, bezoekjes aan musea, theatervoorstellingen en andere culturele evenementen en was een werk waarin dit alles samenkwam. Ik ontdekte toen, als puber, dat de reikwijdte van kunst oneindig kan zijn en dat wilde ik met die spaghetti symboliseren. Ik dacht dit jaar meermaals terug aan dat voor mij cruciale moment, toen ik achter mijn laptop lesgaf aan mijn eigen kunstklassen. Want inmiddels ben ik allang geen zeventien meer en ben ik zelf kunstdocent op een gymnasium. Ik geef eerlijk toe dat ik het bord spaghetti al bijna weer was vergeten, maar het inzicht dat kunst zich niet beperkt tot gangbare vormen als een schilderij of tekening, maar bij het leven hoort, heb ik in de jaren erna verder kunnen onderzoeken. Dat je door middel van kunst een reactie kunt geven op wat er in de maatschappij speelt. En dat dus zélfs een kunstig bord spaghetti een manier is om een gesprek te beginnen, te reflecteren en te ontdekken.
Als kunstdocent ondervond ik aan den lijve het grote gemis van goed fysiek onderwijs. Een doorsnee vak valt nog uit te voeren door bijvoorbeeld een online PowerPoint te presenteren, maar het maken, kijken, reflecteren op kunst en cultuur via een videoverbinding, bereikt nauwelijks het doel dat je als kunstdocent voor ogen hebt. De lessen fotografie voor mijn klas 4 verschoven van een lessenserie onderzoek naar fotografietechnieken en het uitproberen ervan, naar het maken van een paar foto’s met ieders eigen telefoontje. En de leerlingen uit de onderbouw begonnen thuis aan het begin van de lockdown voorspoedig met het maken van een dagelijks groeiend kunstwerk, maar dat vlakte snel af toen we nog langer thuis kwamen te zitten…. ‘Komt mevrouw Keikes weer aan met haar onvermoeibare enthousiasme over legoblokjes en architectonische constructies’, zag je de scholieren denken. Het voornaamste ontbrak: echte gesprekken, reflectie, beschouwing, interactie terwijl je met elkaar aanwezig bent in dezelfde ruimte, in het klaslokaal of bij een tentoonstelling of voorstelling. De elementen die zó van belang zijn voor de ontwikkeling van jonge middelbare scholieren en voor hun eerste kennismaking met kunst en cultuur, maar ook voor alle vervolgmomenten.
Een jaar lang heeft echt goed onderwijs op pauze gestaan. Dat heeft de overheid gelukkig goed in de gaten. Daarom werd het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) gepresenteerd, dat is opgezet om het onderwijs een figuurlijk duwtje in de rug te geven. Er wordt voor 5,8 miljard euro ingezet op herstel en de ontwikkeling van voorschoolse educatie, basis- en middelbare scholen. Dat is omgerekend zo’n zevenhonderd euro per leerling, die kan worden ingezet om leerlingen en leerkrachten te helpen om leervertragingen en andere problemen door corona aan te pakken. Precies in dit laatste schuilt naar mijn mening een groot gevaar. Want om de schoolleiding en docenten te ondersteunen in een toch al hectische periode rond de zomervakantie, is er door de overheid een menukaart samengesteld. Hierin worden kansrijke interventies beschreven die deze leervertragingen en ‘andere’ problemen kunnen oplossen. Bijspijkerklassen, zomerscholen en extra begeleiding behoren tot de opties. Er worden 24 mogelijkheden gepresenteerd die allemaal ‘effectief’, aldus de overheid, zijn gebleken voor de aanpak van coronavertragingen. Cultuureducatie komt er hierin wel erg bekaaid vanaf. Die wordt aangehaald onder de noemer ‘sociaal-emotionele ontwikkeling’. Absoluut een aspect waar cultuureducatie aan bij kan dragen. Maar is dat niet wat beperkt?
De visie van de overheid op kunst- en cultuuronderwijs blijkt nog beperkter. Cultuureducatie wordt in een rijtje ‘andere opties’ wat aarzelend genoemd als op zichzelf staand educatief doel. Veel belangrijker lijkt het effect op de kernvakken te worden gevonden. Al blijkt het maar een ‘klein effect’ te zijn, waarbij twee maanden leerwinst kan worden behaald. Kortom, de effectiviteit van de ‘effectieve’ interventies is ook nog aanvechtbaar.
Op de website van het Landelijk Kenniscentrum voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) wordt vastgesteld dat de interventie cultuureducatie een letterlijke vertaling is uit een Engels onderwijsprogramma, getiteld teaching and learning toolkit, van de Education Endowment Foundation (EEF). Deze organisatie zet zich in voor goed onderwijs aan de allerarmste kinderen in het Verenigd Koninkrijk. Een prachtig initiatief, dat in een land waar de inkomensverschillen groot zijn, hard nodig is. Hoewel kunsteducatie een plek heeft in dit Engelse onderwijsprogramma, wordt er voornamelijk gekeken naar de transfereffecten. Dus het effect dat een vak als kunsteducatie kan hebben op de leerprestaties voor een (kern)vak. Lekker meetbaar, lekker overzichtelijk. Ik begin te vrezen dat we volgend jaar opnieuw een jaar in lockdown zitten, maar dan een die alleen voor de kunst- en cultuurvakken geldt. Alle tijd, energie en geld zal vermoedelijk in het bijspijkeren van de kinderen in de kernvakken worden gestoken. En een onderwijsprogramma voor minder bedeelden uit het Verenigd Koninkrijk naar de letter kopiëren voor het onderwijsprogramma in Nederland, is daarbij niet te verdedigen. Ik mag toch hopen dat de samenstellers van het NPO-programma uit meer putten dan één willekeurig onderzoek.
Kunsteducatie is de dupe van de hang naar meetbaarheid, waar we in de huidige maatschappij niet zonder menen te kunnen. Kunst is vooral erg onhandig, omdat het niet langs de reguliere meetlat te leggen valt of is uit te drukken in cijfers of percentages
Waarom wordt kunst- en cultuureducatie ondergeschikt gemaakt aan de leeropbrengsten en kernvakken? Ik denk dat we in Nederland nog steeds een te nauwe visie hebben op wat kunst- en cultuuronderwijs is. Kunsteducatie is de dupe van de hang naar meetbaarheid, waar we in de huidige maatschappij niet zonder menen te kunnen. Kunst is vooral erg onhandig, omdat het niet langs de reguliere meetlat te leggen valt of is uit te drukken in cijfers of percentages. Als je zo praktisch redeneert, is kunsteducatie inderdaad weinig effectief. Maar laten we de transfereffecten voor andere vakken, meetbaarheid en leeropbrengsten eens vergeten.
Is het streven in het onderwijs niet uiteindelijk leerlingen te laten opgroeien tot volwaardige mensen zonder tunnelvisie? Kunst- en cultuureducatie spelen hierin een cruciale rol. Juist bij deze vakken bestaat de mogelijkheid om, zonder de druk van het opdoen van harde feitenkennis en het aanleren van vaardigheden voor het specifieke vak, jezelf te ontwikkelen en na te denken over je eigen positie in de wereld.
In musea, theaters en op andere culturele plekken kom je onvermijdelijk andere perspectieven, opvattingen en werkwijzen tegen dan die je van huis uit meekreeg. Die hebben ook bestaansrecht en blijken misschien wel veel overtuigender dan wat je eerst zelf aanhing. Complotdenkers, populisten en praatjesmakers krijgen daarmee lang niet zo snel meer vat op je, omdat je zelf hebt kunnen vaststellen dat een eigenzinnige kunstenaarsblik soms precies het inzicht verschaft dat je nodig hebt. Charlotte Mutsaers formuleerde dat ooit prachtig: ‘Van alles wat men u ooit leerde, geldt evenzeer het omgekeerde.’ Kortom, kunsteducatie helpt jonge mensen zich te voeden met heel veel uiteenlopende visies en daarop te reflecteren. Want kunst- en cultuureducatie is educatie in het cultureel bewustzijn, zoals de Groningse hoogleraar Barend van Heusden het beschreef in zijn onderzoek Cultuur in de Spiegel. En cultureel bewustzijn is het vermogen om te reflecteren op cultuur, dus wat mensen maken, denken en doen. Het bepaalt wie je bent, wat je denkt en hoe je reageert op de ander. Dat hoef je dus niet alleen te doen in het vak beeldende vorming of tekenen, het moet juist vervlochten worden met de hele school en in uiteenlopende vakken. Kunsteducatie moet je niet ondergeschikt maken aan de kernvakken, je moet de vakken hand in hand laten gaan.
Laten we het komende schooljaar, de stroom aan NPO-gelden en de mogelijkheid om elkaar weer fysiek te ontmoeten niet alleen gebruiken om de hiaten in de kennis te dichten, maar juist om te investeren in onderwijs waarin oog is voor de brede ontwikkeling van de leerling. En hoe leuk ook, één workshop djembé of animatie is niet voldoende.
Schoolbrede, vakoverstijgende en langdurige samenwerkingen tussen vaksecties en kunstprofessionals zijn nodig om deze brede ontwikkeling te stimuleren. Laat leerlingen nadenken over hun eigen school- of woonomgeving, over met wie ze in de klas zitten en hoe we met elkaar omgaan. Laat ze hierop reflecteren met gebruik van woord, beeld, geluid, in samenwerking met hun klasgenoten, docenten en professionals uit het kunst- en cultuurveld. Laat ze er op uitgaan om culturele activiteiten te ondernemen en daarover weer met hun omgeving in gesprek gaan. In de hoop dat dit leidt tot hun eigen bord spaghetti; een tastbare culturele ervaring die het gespreksonderwerp kan zijn voor hun eigen generatie en die daarna. Kunsteducatie is de dupe van de hang naar meetbaarheid, waar we in de huidige maatschappij niet zonder menen te kunnen. Kunst is vooral erg onhandig, omdat het niet langs de reguliere meetlat te leggen valt of is uit te drukken in cijfers of percentages.